FAQ ZZS in afvalstoffen
Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn gevaarlijke stoffen. Ze zijn kankerverwekkend, giftig voor de voortplanting of hebben andere gevaarlijke eigenschappen (REACH, art.57). ZZS worden in heel veel producten gebruikt en komen dus ook in veel afvalstoffen voor.
Als uit afval nieuwe producten worden gemaakt, moet blootstelling aan die gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit wordt steeds belangrijker omdat het beleid ook gericht is op het zo hoogwaardig mogelijk opnieuw gebruiken van materialen.
Deze twee aspecten samen vragen om specifiek beleid voor afval waarin ZZS zit. Dit beleid is in LAP3 in hoofdstuk B.14 beschreven.
REACH regelt of bepaalde ZZS wel of niet in producten mogen zitten en op de markt mogen worden gebracht. Van de circa 1.400 ZZS die bij het RIVM bekend zijn, zijn in het kader van REACH ongeveer 100 stoffen beoordeeld. Deze zijn op de autorisatielijst of de restrictielijst geplaatst. Daarnaast staan ongeveer 170 stoffen op de kandidaatslijst van REACH, wat betekent dat die nog in behandeling zijn. Voor nog niet beoordeelde ZZS gelden dus (nog) geen specifieke regels. Gelet op de risico’s van ZZS is het belangrijk dat verantwoord wordt omgegaan met afval waarin deze ZZS voorkomen. Daarom is in het LAP in hoofdstuk B.14 hiervoor een specifieke beleidslijn geformuleerd.
De juridische basis voor een beoordeling van verwerking van afval met ZZS is artikel 2.14 lid 1b van de Wabo. Hierin staat dat bij het verlenen van omgevingsvergunningen, onderdeel milieu, rekening te houden met artikel 10.14 van de Wm en dus met het LAP. Deze verplichting betreft niet alleen de omgevingsvergunningen voor afvalbeheerinrichtingen, maar ook de vergunningen voor bedrijven waar afval vrijkomt.
In de beleidskern van paragraaf B.14.6 van LAP3 is opgenomen in welke gevallen een risicobeoordeling moet worden gemaakt. Ook staat er aan welke eisen deze moet voldoen en dat de vergunning niet verleend kan worden als het bevoegd gezag niet overtuigd is dat sprake is van aanvaardbare risico’s.
Op dit moment wordt bezien welke wettelijke aanpassingen nodig zijn om het beleid ten aanzien van een risicobeoordeling van afvalstoffen op ZZS verdergaand juridisch te verankeren, ook bij bedrijven die meldingsplichtig zijn. Ook de aanvraagformulieren van OLO2 en de AIM-module zullen hierop moeten worden aangepast.
Website RIVM:
Op de website ‘risico’s van stoffen’ van het RIVM is een lijst te raadplegen met alle bekende ZZS en de wet- en regelgeving die op deze stoffen betrekking heeft.
Hoofdstuk B.14:
In hoofdstuk B.14 van LAP3 is de beleidslijn voor het verwerken van afvalstoffen met ZZS geformuleerd. Daarnaast staat in hoofdstuk B.14 dat Rijkswaterstaat werkt aan de volgende hulpmiddelen:
Overzicht van afvalstoffen met ZZS:
SGS Intron maakte in opdracht van Rijkswaterstaat een overzicht van afvalstoffen waarin een reële kans bestaat op aanwezigheid van de belangrijkste ZZS. SGS Intron baseert zich in zijn rapport op de autorisatie- en restrictiedossiers van REACH, de eigen database en gesprekken met producenten, brancheorganisaties en andere deskundigen. Dit stelt afvalverwerkers én bevoegde gezagen in staat om het risico op aanwezigheid van ZZS in afvalstoffen beter in te kunnen schatten.
Handreiking risicoanalyse ZZS in afvalstoffen:
Bedrijven en bevoegde gezagen kunnen de Handreiking Risicoanalyse ZZS in afvalstoffen van Rijkswaterstaat raadplegen. Dit hulpmiddel is ondersteunend aan paragraaf B.14.6 en B.14.4.3. van hoofdstuk B.14 van LAP3. De handreiking helpt bedrijven en vergunningverleners bij de beoordeling of nuttige toepassing van afvalstoffen met ZZS geen onaanvaardbare risico oplevert voor mens en milieu. De basis voor deze handreiking is het 'Advies voor een afwegingskader en handreiking ZZS' van het RIVM.
De Helpdesk Afvalbeheer krijgt meermaals vragen over de classificatie binnen de Eural-codelijst van metaalafval van bouw- en sloopwerkzaamheden dat voorzien is van een corrosiewerende coating of verf die een chroom-VI verbinding bevat.
De concentratie aan chroom-VI bepaalt of dit metaal geclassificeerd moet worden als gevaarlijk afval (euralcode 17 04 09*) of niet. De vraag daarbij is of de concentratie aan chroom-VI beschouwd moet worden in de coating zelf of t.o.v. de totale massa van het metaal waar het op zit. In het eerste geval overschrijdt de concentratie meestal de grenswaarde van 0,1% waarboven sprake is van gevaarlijk afval (op grond van de CLP-verordening), in het laatste geval niet.
Het document waarin de Europese Commissie de classificatie volgens de Eural-codelijst toelicht, de Commission notice on technical guidance on the classification of waste, is op dit punt niet eenduidig. Desgevraagd heeft de Commissie aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aangegeven dat de concentratie chroom-VI in de totale massa van het metaalafval bepalend is voor de classificatie.
Gezien de gevaareigenschappen van chroom-VI verbindingen, die met name optreden bij bewerkingen van met chroom-VI behandeld metaal waarbij de coating als stofdeeltjes in de atmosfeer terechtkomt, is het van belang dat ontdoeners de verwerkers in ieder geval gedegen informeren over de (mogelijke) aanwezigheid van deze gevaarlijke stof. ProRail, Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf hebben in dit licht - met expertise uit de markt – een beheersregime opgesteld voor het werken met chroom-VI. Hierin is voor de gangbare werkzaamheden aan met chroom-VI behandeld metaal vastgelegd welke preventieve beheersmaatregelen moeten worden genomen.
Noot: Het ministerie onderzoekt in hoeverre de huidige verwerking van staalschroot met een chroom-VI houdende coating bijdraagt aan emissies van chroom-VI naar het milieu en aan gezondheidsrisico’s en in hoeverre een classificatie als gevaarlijk afval noodzakelijk is om deze bijdrage te verminderen. Als de conclusies van dit onderzoek er aanleiding toe geven, is er de mogelijkheid om classificatie van metaalafval met een chroom-VI houdende coating als gevaarlijk afval te regelen binnen Nederlands recht.